Voor de wedstrijd Nederland – Brazilië was ik op weg naar de shebeen van Toto in Khayelitsha. Een shebeen is een kleine kroeg. Die van Toto staat in Elephant Park, een van de informal sections in Khayelitsha. In het Khosa wordt Elephant Park Endlovu genoemd en de mensen die er wonen Endlovini.
“Mijn naam is Toto, net zoals de popgroep,” zei Toto bij onze eerste kennismaking. En toen hij hoorde dat ik voor het WK naar Zuid-Afrika was gekomen, vroeg hij: “Wanneer kom je voetbal bij me kijken?” In de kleine ruimte stonden een pooltafel en een kleurentelevisie. “Hierop kun je tijdens het WK alle wedstrijden zien,” zei Toto.
Dat was een paar weken geleden.
Nu was ik weer terug in de shebeen. Toen ik binnenkwam was de wedstrijd al vijf minuten bezig. Binnen was het rustig. Aan een houten tafel bij de televisie zaten Emson, Anele en Mangola. Ze praatten meer dan dat ze keken. Ze dronken kleine glaasjes brandy.
Anele vertelde dat hij ook wel Ace werd genoemd. De bijnaam van Mangola was MC.
MC vroeg of ik het hier leuk vond.
De eerste vraag die Ace stelde was hoeveel vrouwen ik had gehad sinds ik in Zuid-Afrika was.
“We hebben mooie vrouwen in Zuid-Afrika, vind je niet?” zei MC.
Ik knikte. In mijn ooghoek zag ik dat Robinho een buitenspeldoelpunt maakte. Gelukkig had de grensrechter het ook gezien.
Een jonge vrouw in een Bafana Bafana-shirt kwam de shebeen binnen. “Mag ik je voorstellen aan Tinkie, mijn zuster?”zei Ace. “Vind je haar niet knap?” Hij lachte breeduit. Dat hij zijn voortanden miste deed daar niets aan af.
Ik zei tegen Ace dat Tinkie veel knapper was dan hijzelf. “Mannen moeten niet knap zijn,” lachte Ace. “Mannen moeten stoer zijn.”
Ik vroeg aan de mannen voor wie ze waren. Het maakte ze niet zoveel uit, alleen Ace dacht dat Nederland zou gaan winnen. Meteen daarop scoorde Robinho voor Brazilië.
Toto legde uit waarom de meeste Zuid-Afrikanen voor Brazilië waren. “De zwarte Brazilianen hebben Afrikaanse roots. Hun voorouders zijn ooit als slaven uit Afrika gehaald. Daarom lijken ze ook op ons.”
“De Brazilianen spelen daarom hetzelfde voetbal als wij,” zei Ace. “Vertel me eens. Als ik naar Nederland wil, hoe pak ik dat dan aan?”
Ik zei tegen Ace dat hij in de eerste plaats een paspoort moest hebben.
“En een visum,” zei Tinkie. “Maar die zijn ongelooflijk duur. Die kostten 10.000 rand. Hoe kunnen arme mensen zoals wij dat nu betalen? Wij kunnen daardoor nergens naartoe reizen.” Ik zei Tinkie dat ik 10.000 rand wel heel veel geld vond. “Weet je het zeker dat een visum zoveel kost?”
“Het is in elk geval heel erg duur,” zei Tinkie mokkend.
Er kwamen nog meer mensen binnen die mij de hand wilden schudden. Cromwell vroeg of ik aandacht wilde besteden aan de slechte omstandigheden waarin de mensen in Elephant Park moesten leven. Jefferson wees mij op de onveilige situatie in het struikgewas op de heuvel die aan het wijkje grensde. Daar was het te gevaarlijk en te vies voor de buurtkinderen om te spelen. “Laat de gemeente daar een speeltuin van maken,” zei Jefferson.
Op televisie zag ik nu pas dat André Ooijer speelde in plaats van Joris Mathijssen.
Een oudere vrouw kwam binnen. Ze heette Julia. Ze zette een witte plastic emmer voor mij op tafel neer en haalde het deksel eraf. Er zaten een paar schapenpoten in . “Lekker om te knabbelen,” zei Julia. “Schapenkop is nog lekkerder,” zei Toto. “Als je dat liever wil, kunnen we dat wel laten komen.”
Het werd nog drukker in de shebeen. Maria was half voor de televisie gaan zitten en Allisson schoof een stoel naast die van mij. Van twee kanten begonnen ze me te vertellen hoe de wijk door de gemeente werd achtergesteld. In andere delen van Khayelitsha woonden de mensen in huizen met stromend water en een eigen WC. Hier hadden ze dat allemaal niet. De openbare toiletten die ze hadden konden niet eens doorspoelen. Dat moesten ze doen met water dat ze zelf eerst uit de waterpomp hadden gehaald. “Weet je hoe dat voelt als je niet eens gewoon naar de WC kunt?” zei Maria.
Ik zei ze dat ik in andere townships had gezien en gehoord hoe sommige mensen huizen van de regering hadden gekregen, of anders van een buitenlandse hulporganisatie. Kwamen zij daar niet voor in aanmerking? Maria begon te zuchten. “Vraag me niet hoeveel formulieren ik heb ingevuld. Het leidt allemaal tot niks.”
De tweede helft was al een tijdje bezig. Oranje begon sterker te worden. Allison vertelde dat ze kleurlinge was en hier nog maar een paar maanden woonde. De meeste mensen woonden hier al tien jaar. “Het is niet te geloven hoe er met de bewoners van Endlovu wordt gesold,” zei ze hoofdschuddend. Daarna maakte ze met haar tanden een halve literfles bier open.
“Hallo, ik ben Gcobani. Dat spel je G-C-B-O-A-N-I.” Een man in een zwart leren jack had zich over mij heen gebogen. Daardoor miste ik de gelijkmaker.
Misschien moeten we hem nu even rustig de wedstrijd laten kijken, zei Toto toen Alisson over de volgende misstand wilde beginnen. De laatste twintig minuten kon ik daardoor weer helemaal meeleven toen Oranje de 2-1 scoorde. Het slot van de wedstrijd was zenuwslopend.“Rustig aan een beetje,” giechelde Allison. “Zo dadelijk krijg je nog een hartverlamming. Of een beroerte. Of allebei.”
4 Reacties
He, wat fijn weer…
Ik begin naar een boek te verlangen
p.
Geweldig verhaal. Was het lekker om te knabbelen? En geweldig dat Nederland heeft gewonnen. Ik had het gezegd: positief blijven.
Ik ken je als wat gereserveerd en beheerst. Die laatste 20 minuten had ik je wel willen zien. Grappig hoe je niet expliciet maakt, maar wel laat meevoelen hoe je klem zit tussen beleefdheid, belangstelling en la-me-nou-kijke!
Mij zijn ooit koeienpoten voorgeschoteld. Met haar en nagels en al. Beleefd als ik ben zogenaamd van gegeten en door de plee gespoeld. Heel goed verhaal dit, deze heb ik het liefst.